MENSE RECHTEN

De (on)grondwettigheid van Corona-maatregelen?

Datum: Haarlem, 10-04-2020

Auteur: Martijn Mense

Wie met meer dan drie personen op een kluitje staat, kan een boete van € 400,00 krijgen. Hoewel bij de afweging van risico’s de juridische details ergens achterin de rij komen, kan het geen kwaad eens te kijken of de overheid op dit punt wel weet waar zij mee bezig is.

De lezer wordt in dit verband verwezen naar het rookverbod-debacle en meer in het bijzonder de Café de Kachel zaak. Uiteindelijk moest de Hoge Raad redding brengen waarbij hij nog wel overwoog dat de manier waarop de wetgever te werk was gegaan ‘de duidelijkheid van de regeling als geheel wellicht niet ten goede [kwam]’ (zie http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2010:BK8211).

De Corona-maatregelen maken inbreuk op grondrechten, meer in het bijzonder godsdienstvrijheid en vrijheid van vergadering. De Grondwet regelt deze rechten als volgt.

'Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.' (artikel 6 lid 1 Grondwet).

'De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.' (artikel 6 lid 2 Grondwet).

'Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.' (artikel 9 lid 1 Grondwet).

'De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.' (artikel 9 lid 2 Grondwet).

'In de Memorie van toelichting bij de “Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten” (Kamerstukken II, 1975-1976, 13872, nr. 3), staat over de clausule “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet” het volgende:

De conclusie is, dat de in het onderhavige wetsontwerp voorkomende beperkingsclausule ’behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’ inhoudt dat: alleen de formele wetgever, zonder delegatiemogelijkheid, bevoegd is de uitoefening van het grondrecht aan beperkingen te onderwerpen [...] Kamerstukken II, 19427, nr. 3, MvT, p. 18)'

(uit rechtbank Oost-Brabant 30 januari 2017, http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2017:415).

Kortom: het recht op godsdienstuitoefening en het recht van vergadering kunnen alleen beperkt worden door middel van een wet in formele zin.

De overheid kondigde eind maart de volgende maatregelen af.

'1. Evenementen met een vergunnings- en meldplicht worden verboden tot 1 juni 2020.

[…]

2. Alle overige samenkomsten worden verboden, waarbij enkele uitzonderingen gelden:

a. wettelijk verplichte samenkomsten (max 100 personen), zoals vergaderingen van de gemeenteraad als ook de Staten-Generaal
b. samenkomsten die nodig zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties (max 100 personen);
c. uitvaarten en huwelijksvoltrekkingen (max 30 personen);
d. samenkomsten van religieuze of levensbeschouwelijke aard (max 30 personen).
'

(bron: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/03/24/aanvullende-maatregelen-23-maart).

Deze maatregelen zijn volgens genoemde bron gegrond op de Wet publieke gezondheid. De betreffende bepalingen luiden als volgt.

'De voorzitter van de veiligheidsregio draagt zorg voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A, of een directe dreiging daarvan, en is dan ten behoeve van deze bestrijding bij uitsluiting bevoegd om toepassing te geven aan de artikelen 34, vierde lid, 47, 51, 54, 55 of 56.' (artikel 6 lid 4 Wet publieke gezondheid).

'In de situatie, bedoeld in artikel 6, vierde lid, geeft Onze Minister leiding aan de bestrijding en kan Onze Minister de voorzitter van de veiligheidsregio opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen, waaronder begrepen het opdragen tot het toepassen van de maatregelen, bedoeld in hoofdstuk V.' (artikel 7 lid 1 Wet publieke gezondheid).

Hoe hieruit volgt dat burgemeesters een bijzondere bevoegdheid hebben een noodverordening in te stellen, is mij niet duidelijk. Aangenomen dat die bevoegdheid gegrond is op de Gemeentewet (artikel 172 lid 3 Gemeentewet: ‘De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.’) dan moet de conclusie vermoedelijk zijn dat de betreffende verboden niet voldoen aan de eis die de Grondwet stelt aangaande de bevoegdheid tot de beperking van grondrechten.

Martijn Mense, advocaat te Haarlem