MENSE RECHTEN

The law’s delay

Datum: Haarlem, 30-12-2021

Auteur: Martijn Mense

De derde akte van Shakespeares Hamlet begint met de bekende monoloog van de hoofdpersoon waarin hij de moeilijkheden van het leven overdenkt. Als enkele van die moeilijkheden worden the law’s delay en the insolence of office genoemd. Uit ‘Hamlet’ blijkt niet dat de Deense prins ervaring had met het rechtsbedrijf. Shakespeare, a poet, yes, but an Englishman too, had dat vermoedelijk wel, zo blijkt uit deze klacht. Het volgende voorbeeld is dichter bij huis.

Boekhouder Van der D. had een prijsafspraak gemaakt met G B.V. en haar zustervennootschap GC B.V. die afspraak werd door Van der D. enerzijds en G en GC anderzijds verschillend uitgelegd. Hoewel de afspraak voor beide vennootschappen gelijk was en rechtsvordering toe staat meerdere partijen in één procedure te betrekken, koos Van der D. er voor G en GC bij aparte dagvaardingen in rechte te betrekken.

Deze procedures werden niet gevoegd en dus apart behandeld. Op de zitting die werd gehouden in de zaak die als tweede aan de beurt was, merkte de kantonrechter op dat het wel raar zou zijn als de rechter in de eerste zaak tot een ander oordeel zou komen als hij. Om die gênante (?) toestand te voorkomen, besloten de betrokken kantonrechters er kennelijk voor elkaars tussen- en eindvonnissen over te schrijven, met dien verstande dat rechter 2 het tussenvonnis van rechter 1 overschreef en rechter 2 het eindvonnis van rechter 1.

G en GC stelden beroep in. Zij deden dat in één dagvaarding. Het ging ten slotte inhoudelijk om een en hetzelfde geschil.

Niet zo snel, dacht de griffier van het gerechtshof Den Haag die de zaak twee maal inschreef waarna de zaken ambtshalve gevoegd werden. De reden daarvoor was dat het beroep zich richtte tegen meerdere eindvonnissen. De griffier verwees daarbij naar een arrest dat de Hoge Raad op 21 juni 2013 had gewezen (zie https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2013:BZ8317). De Hoge Raad oordeelde in dat arrest dat de beslissingen waar het in die zaak ingestelde beroep zich tegen richtte op dezelfde dag door dezelfde rechter tussen dezelfde partijen waren gewezen en dat beide zaken voldoende met elkaar samen hingen om gezamenlijk door de rechter te worden behandeld en beslist. In een dergelijk geval is het toegestaan om bij één dagvaarding een rechtsmiddel aan te wenden, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde voorts dat in het geval het gaat om uitspraken die tussen verschillende partijen zijn gewezen, voor de ontvankelijkheid van de bij één exploot ingestelde rechtsmiddelen de strengere eis geldt dat ook aanstonds voldoende moet vaststaan dat een genoegzame samenhang bestaat tussen de verschillende zaken om een gezamenlijke behandeling daarvan te rechtvaardigen. Dit laatste kan onder meer worden aangenomen als in een eerdere instantie een voeging van die zaken heeft plaatsgevonden (r.o. 4.2 en 4.3). Uit dit arrest van de Hoge Raad volgde dus precies het tegendeel van hetgeen de griffier betoogde

Inmiddels was het beroep ambtshalve doorgehaald vanwege het niet fourneren voor een comparitie na aanbrengen (ten aanzien waarvan beide partijen te kennen hadden gegeven dat dat overgeslagen kon worden).

Uiteindelijk bond de griffie in en werd het beroep als één zaak ingeschreven.

Om te voorkomen dat G en GC alsnog tegen een niet-ontvankelijkheid aan zouden lopen vanwege het combineren van het beroep hadden zij binnen de beroepstermijn nog een keer elk apart in beroep gedagvaard. Na herstelexploten kwam de termijn waar tegen beroep werd ingesteld op ongeveer twee en een half jaar. Voldoende voor het gerechtshof om een beslissing te kunnen nemen zou je zeggen.

En dat zou je dan verkeerd zeggen. Nadat op 16 februari 2021 was gefourneerd voor arrest werd arrest bepaald op 26 oktober 2021 en de zaak is nu aangehouden tot februari 2022. The law’s delay indeed.

Martijn Mense, advocaat te Haarlem